

Tijdens het ‘mattenkapittel’ van 1221 in Portiuncula werd Franciscus door geleerde en wetenschappelijk onderlegde broeders gewezen op de regels van Benedictus, Augustinus en Bernardus. Franciscus zou zich hierdoor kunnen laten inspireren. Maar zijn reactie was: "Broeders, broeders toch! God riep mij om de weg van de nederige eenvoud te gaan en heeft mij die weg ook gewezen. Praat me dus niet van een regel, niet van die van de heilige Augustinus of die van de heilige Bernardus of die van de heilige Benedictus. God heeft mij uitdrukkelijk als zijn wil kenbaar gemaakt dat ik in de wereld als een nieuw soort dwaas zou leven" (Herinneringen 18).
Franciscus staat hiermee in de traditie van Paulus, die zichzelf al zag als een nar, een dwaas om Christus’ wil (1 Kor 4,10). Daarmee volgde hij Christus de nar. Wie kent niet het verhaal van Jezus’ intocht in Jeruzalem? Dit verhaal wordt altijd zeer serieus gelezen, maar het is de vraag of het oorspronkelijk ook zo is gebracht.
In zijn boek Het Narrenfeest beschrijft Harvey Cox Christus als een harlekijn, een nar. Hij schrijft: ‘Het symbool van Christus als clown is diep in de historie geworteld…. Net als de nar tart Christus de gewoonten en bespot hij gekroonde hoofden. Net als de rondtrekkende troubadour heeft hij geen plaats om zijn hoofd neer te leggen. Net als de minstreel frequenteert hij feestelijke gelegenheden en maaltijden. Net als de clown in de circusparade steekt hij de draak met de bestaande autoriteit door met koninklijke praal de stad binnen te rijden, terwijl hij geen aardse macht heeft’ (p. 164-165).


Lang zijn deze woorden van Cox niet serieus genomen en zag men het als een uiting van de flowerpowerbeweging aan het einde van de jaren zestig van de vorige eeuw. Maar twintig jaar later schrijft de nieuwtestamenticus Cees den Heyer ‘De intocht van Jezus was een maskerade. Als een schertskoning kwam hij op een ezel de stad binnen…. In de vorm van “een gespeelde gelijkenis” maakte hij duidelijk dat de tempel te Jeruzalem in het Rijk een universele functie zou gaan vervullen – een bedehuis voor alle volkeren…. Jezus greep niet naar de macht. Zijn acties in Jeruzalem waren ogenschijnlijk eerder ludiek dan serieus bedoeld.’ (In: De messiaanse weg, deel 2, 242-243).
Dat het om een ludiek optreden gaat, kunnen we met name lezen in het intochtverhaal van Lucas 19,28-44. Op een veulen, waarop nog nooit iemand gezeten heeft, komt Jezus de stad binnen. Nu laten jonge ezels zich niet meteen berijden. Óf Jezus is een ezelfluisteraar geweest, óf de mensen hebben toen een Dik Trom-achtig optreden gezien, waarbij de ezel probeert zijn berijder van zijn rug af te werpen. Dat moet een nogal vermakelijk gezicht zijn geweest.
Bij Lucas is er ook geen sprake van een menigte die juicht, maar van een menigte van discipelen. Een beduidend kleiner aantal. In de grote menigte die toekijkt bevinden zich enkele Farizeeën die zich aan dit spektakel ergeren. Zij zeggen: ‘Meester bestraf uw leerlingen.’ Waarop Jezus, ik zou bijna willen zeggen, haast lachend antwoordt: ‘Ik zeg u, als zij zwijgen, zullen de stenen schreeuwen’ (Lc 19,40).


De presentatie van het Koninkrijk van God door Jezus en zijn leerlingen laat zich misschien goed vergelijken met het ludieke uitroepen van Oranje Vrijstaat door de Provobeweging een aantal decennia geleden. Met dit verschil, dat van de laatste proclamatie bijna niemand meer iets weet.
Het symbool van Christus als clown, stelt Cox, lijkt goed te passen bij de vroegste periode van het christendom. Het kon zich echter niet handhaven toen de kerk wereldlijke macht kreeg en bisschoppen vorsten werden. Een kerk die feitelijke macht krijgt, wier kronen en scepters van echt goud zijn en niet van doornen en hout, kent geen ruimte voor het beeld van Christus als nar. Franciscus echter heeft met zijn dwaas gedrag deze ruimte weer opgezocht. In zijn dwaasheid is de nar immers het teken van hoop. Hij wordt alsmaar verslagen, beduveld, vernederd en afgetroefd. Hij is oneindig kwetsbaar, maar nooit volkomen verslagen. Hij laat ons lachen om onze eigen hopeloosheid en die relativering doet ons juist hopen.
de nar
dor land en gaten in de tijd
geen eind in zicht
een lange rij van wanhoop strompelt
te voet
aleppo auschwitz
boetsja bachmoet
plaatsen van geweld
waar sluw het kwaad in ’t pak verdwijnt
een brullende bek, kort en grof getwitter
zo ernstig kan alleen de duivel zijn
maar met zijn wit gezicht en rode neus
verschijnt de nar en blaast met droeve glitters
als broeder ezel draagt hij ’t bittere leed
blootvoets met lege handen uit een hemd
vernederd afgetroefd maar nooit verslagen
‘hier ben ik’ is zijn naam die wordt gevreesd
hij danst vooruit
verbeeldt wat nog niet is
doden staan op op hun begrafenis