

Op 15 augustus is het feest van Maria-Tenhemelopneming. Volgens het dogma dat paus Pius XII in 1950 afkondigde, betekent dit dat ‘de Onbevlekte Moeder Gods opgenomen is tot de hemelglorie’. Het dogma is het sluitstuk van een eeuwenlange reflectie over Maria. In 1854 formuleerde paus Pius IX een eerder dogma, namelijk dat Maria onbevlekt ontvangen is: dat wil zeggen, dat ze nooit aan de erfzonde heeft deelgehad. Aangezien de dood volgens de kerkvaders door de erfzonde in de wereld is gekomen, kan iemand die niet aan die erfzonde deel heeft gehad, logischerwijs niet sterven. Ik vergelijk deze ontwikkeling van het dogma wel eens met het zitten in een treincoupé. Binnen geschiedt er van alles, is er een zekere logica tussen de verschillende gebeurtenissen te bespeuren, maar als je dan naar buiten kijkt, denk je: ‘Waar zitten we eigenlijk?’ De Tenhemelopneming van Maria is het sluitstuk van een logische ontwikkeling, maar niet altijd even begrijpelijk voor buitenstaanders.


Dit sluitstuk begon, waar Maria op de boodschap van de engel Gabriël antwoordde: ‘Mij geschiede naar uw woord’ (Lc. 1,38). Daarmee werd zij, zoals het Tweede Vaticaans Concilie verklaarde, ‘het voortreffelijk voorbeeld’ van de Kerk, ‘teken van hoop en vertroosting voor het pelgrimerende volk van God’.
Reeds Franciscus zag Maria als beeld van de kerk en voorbeeld voor elke gelovige. In zijn Maria-antifoon, die Franciscus elke dag veertien keer bij de gebedstijden bad, vraagt hij haar voor ons te bidden samen met alle hemelse krachten en heiligen bij haar geliefde Zoon. Maria als voorspraak! En in zijn Begroeting van Maria omschrijft hij haar als het beeld van de kerk en siert hij haar met titels als ‘zijn paleis, zijn tent, zijn huis’, kortom als de woonstede van God.


Titus Brandsma, een groot Mariavereerder, die zijn kleinseminarie gevolgd heeft bij de franciscanen in Megen, alvorens op zeventienjarige leeftijd toe te treden tot de geschoeide karmelieten, schrijft dat we allen moeten worden als Maria. Hij zegt: ‘Zoals zij het goddelijke kind in zich gedragen heeft, zo moeten wij het goddelijke in ons dragen.’ Dat doe je, aldus Titus, niet door grote dingen te doen, maar door de gewone dingen groots te doen. Of, zoals zijn favoriete heilige Teresa van Avila het eens tot haar medezusters heeft verwoord: ‘Zusters, als je God niet vindt tussen de potten en de pannen, dan vind je Hem nergens.’ De populariteit van Maria schuilt in haar eenvoudige komaf. Zij is ‘de dienstmaagd des Heren’. Ook Clara van Assisi noemt zichzelf zo. In haar Testament spoort ze toekomstige abdissen aan om ‘door deugden en heilig gedrag boven de anderen te staan’ en ‘zorgzaam en fijngevoelig te zijn voor medezusters’ (TestCl 61.63). Het zijn zachte krachten die de wereld leefbaar maken. Een geluid dat ook vandaag de dag nog gehoord mag worden en dat niet verstommen mag te midden van oorlogsgeweld en ander lawaai.